Lei appelboom 'Cox's Orange Pippin' Malus d. 'Cox's Orange Pippin'

De Malus domestica 'Cox's Orange Pippin' komt oorspronkelijk uit Engeland. Daar werd hij gekweekt door kweker Richard Cox uit Buckinghamshire. Charles Turner bracht de appelsoort in 1850 op de markt. Het is geen zelfbestuivende fruitboom zodat je er een andere appelboom bij in de buurt moet planten om appels te oogsten.

Zo verzorg je de 'Cox's Orange Pippin'
Het onderhouden van een fruitboom is lastiger dan een gewone boom. Zorg ervoor dat je de 'cox' net als de meeste andere appelbomen twee keer per jaar snoeit. Dit kun je doen in de winter en in de zomer.

De snoei van een appelboom in leivorm gaat als volgt:
- Snoei in de winter eerst bovenin de leiboom dikke, lichtverstorende takken weg. Daarbij geldt dat de onderste takken van je leiboom het dikst mogen zijn, terwijl takken hoger in de boom dunner moeten blijven. De onderste gesteltakken die je aan het leirek vastmaakt, mogen langer uitgroeien dan takken die hoger aan de boom zitten. Zijtakken die hoger aan je leiboom groeien, kort je in tot op enkele bloemknoppen of tot op een jonge twijg van 10 tot 20 cm lengte.
- Vruchthout (takken waaraan vruchten zullen groeien) dat aan je gesteltakken zit, herken je doordat het korte takken van maar 5 tot 10 centimeter lang zijn. Die kun je laten zitten.
- Langere takken of scheuten die aan je gesteltakken zitten, snoei je in de zomer (rond juni) weg. Vaak hebben deze takken minder knoppen.

De 'Cox' groeit goed op bijna alle gronden. Zorg er wel voor dat de grond voldoende vruchtbaar is en niet te zuur. Plant de boom op een zonnige plek in je tuin zodat er voldoende zonlicht op de appels valt.

Let op: bij het kiezen van een boom is de stamomtrek is leidend. De bij de stamomtrek genoemde hoogte is slechts een indicatie. Dus aan de hoogte indicatie kunnen geen rechten worden ontleend.